1a. Gedrag (als gevolg van..)

Waar gaat het over?

Passend Onderwijs gaat over de onderwijsbegeleiding en ondersteuning van jeugdigen die primair gericht is op het goed kunnen volgen van onderwijs. Basisondersteuning is de (lichte) ondersteuning die de school zelf organiseert voor een leerling die extra hulp nodig heeft. Naast de basisondersteuning is extra ondersteuning ook mogelijk vanuit het Samenwerkingsverband, soms met inzet vanuit jeugdhulp. De Geschillen commissie passend onderwijs geeft d.d.19 februari 2021 (GPO 109639) aan dat de school zich moet inspannen om gedrag te reguleren en dat de school begeleiding inzet om de leerling te helpen bij gedragsverandering. Hierbij mag je van een school verwachten dat ze een methodiek inzetten zoals «Druk in de klas» bij druk gedrag in de klas. Mocht een jeugdige in het regulier onderwijs hiernaast nog aanvullende ondersteuning nodig hebben, dan kan gekeken worden naar een vorm van speciaal onderwijs.

Hoe doen we het in de Kop?

PO: Als een leerling belemmeringen ervaart in het ontwikkelingsproces, zal de school in eerste instantie een analyse uitvoeren naar de ondersteuningsbehoefte. De school kan vanuit de basisondersteuning (algemeen geldende) ondersteuning aan iedere leerling bieden. Als deze ondersteuning niet voldoende blijkt en/of het gedrag doet zich ook voor buiten de schoolcontext, kan extra ondersteuning worden geboden. In dat geval wordt er een OPP opgesteld. Extra ondersteuning is o.a.:

  • Inzet van handelingsgerichte ondersteuning;
  • Arrangementen;
  • Verwijzing naar het speciaal (basis)onderwijs.

De procedure voor aanvraag van onderwijs- , zorg- (jeugdhulp) of onderwijs-zorgarrangementen (OZA) is beschreven in de inleiding. Gezien lokale verschillen is deze route per gemeente beschreven. In alle gemeenten in de Kop ligt de basis voor de bekostiging in het model Integrale samenwerking. Als een leerling extra ondersteuning nodig heeft bovenop de lichte ondersteuning, worden er arrangementen ingezet op de eigen school. De schoolbesturen hebben hiervoor middelen ontvangen van het samenwerkingsverband. Indien er een arrangement is waarbij zowel zorg als onderwijs wordt ingezet, dan is er sprake van een onderwijszorgarrangement. Per onderdeel in het OZA zal gekeken moeten worden wie voor welke bekostiging verantwoordelijk is (school of gemeente). Indien er sprake is van een grijs gebied, dan zal dat onderdeel bekostigd worden door de gemeente en het samenwerkingsverband (50%/50%).

VO: Als een leerling belemmeringen ervaart in het ontwikkelingsproces, kan de reguliere VO school een observatie uitvoeren en ondersteuning  door de begeleiders in het ondersteuningspunt (OSP) aanbieden. Het OSP is onderdeel van de basisondersteuning van de school op bekostiging van het SWV Kop VO. Alle reguliere scholen hebben de beschikking over ondersteuning door schoolmaatschappelijk werk, gekoppeld aan het OSP. Deze bekostiging komt uit de gemeente pot. Als deze ondersteuning niet voldoende blijkt en/of het gedrag doet zich ook voor buiten de schoolcontext, dan wordt extra ondersteuning ingezet. Extra ondersteuning is o.a.:

  1. Maatwerktrajecten
  2. Individuele coaching van leerlingen in de schoolse setting
  3. T.O.M. groepen en structuurgroepen.
  4. Verwijzing naar het speciaal (voortgezet) onderwijs.

De procedure voor aanvraag van extra ondersteuning is per gemeente en per samenwerkingsverband specifiek en staat beschreven in de werkwijze van de betrokken partij en in de procedure poreuze randen.

SBO – SO – VSO: Als er extra ondersteuning nodig is met betrekking tot gedrag en deze hulp kan niet binnen het reguliere onderwijs geboden worden, dan worden leerlingen verwezen naar het speciaal (basis)onderwijs. Afhankelijk van de hulpvraag wordt een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) voor (V)SO of SBO toegewezen vanuit het samenwerkingsverband. De school kan hiertoe een aanvraag doen. In het VSO worden waar nodig onderwijs-zorgarrangementen aangeboden: onderwijs in combinatie met dagbesteding en/of hulpverleningstrajecten. Ook kent het VSO specifieke trajectklassen en structuurgroepen. Er wordt zo nodig individuele coaching op het gedrag aangeboden in de schoolse setting.

Gemeenten: Wanneer de inzet van de basis- en extra ondersteuning niet voldoende is, of wanneer het problematische gedrag zich ook buiten school afspeelt komt jeugdhulp vanuit de gemeente in beeld. Dit kan bijvoorbeeld door de inzet van hulpverlening, training, begeleiding of doorverwijzing naar externe partijen voor diagnostiek en behandeling. De aanvraag dient door de ouders te worden gedaan (in samenspraak met school)  die daarbij een onderwijskundig document dienen te overleggen. In het onderwijskundig document dient de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige te zijn beschreven. Dit kan in de vorm van een groeidocument of OPP. Voor meer informatie over de professionele standaarden voor de uitvoering van jeugdhulp, kijk op; Verantwoorde werktoedeling uitgelegd - SKJ (skjeugd.nl)

Hoe te handelen volgens de wet?

Basisondersteuning en extra ondersteuning ten aanzien van gedrag binnen de school, valt onder de wet Passend Onderwijs. Per samenwerkingsverband en per school is het verschillend hoe deze ondersteuning is ingericht. Als er ondersteuning nodig is bij het versterken van vaardigheden om problematisch gedrag te verminderen binnen verschillende leefgebieden kan er een grijs gebied ontstaan. Zie hiervoor ook de procedure poreuze randen.

Ook bij gedragsproblemen heeft de school een verantwoordelijkheid. In 2014 is de AWBZ indicatierichtlijn aangepast (bij de invoering van de Wet passend onderwijs) en daarin staat beschreven welke verantwoordelijkheden de school heeft. In de AWBZ-indicatiewijzer 7.1 uit 2014 is daarover het volgende opgenomen: Als een kind vanwege een aandoening, stoornis of beperkingen gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Het gaat daarbij om activiteiten die te maken hebben met de lessen, het leren, de vakinhoud en de pedagogische en didactische omgang én om alle activiteiten onder schooltijd die bij de behandelvorm ‘Behandeling gericht op herstel en/of het aanleren van vaardigheden of gedrag’ horen (p. 214). Dit volgens de richtlijn ‘Afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs’ (VWS 2004), waarin wordt aangegeven dat de functie Activerende Begeleiding in de richtlijn buiten beschouwing wordt gelaten. Activerende Begeleiding is opgegaan in deze behandelvorm. (noot 117. P. 214).

De indicatiewijzer geeft ook aan wat de grens voor scholen is als het gaat om begeleiding: als het gedrag de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt, kan individuele begeleiding in de vorm van toezicht worden toegewezen. Denk hierbij aan begeleiding bij ‘vrije’ of praktijklessen als schoolzwemmen of schoolgym. Bij deze lessen/activiteiten is er sprake van een minder strakke structuur en een ander type (leer)omgeving. Dit is vaak van invloed op het gedrag van het kind met een zorgvraag. Ook bij de omgang met andere kinderen en/of bij spel kan het gedrag om toezicht en/of interventie vragen. Het is belangrijk dat het leren voor iedereen door kan gaan. Deze vormen van persoonlijke begeleiding (en eventuele interventies) zijn waardevol voor het betreffende kind en voor de omgeving. (p. 217). In de indicatiewijzer staat dat hiervoor maximaal vier uur per week kan worden afgegeven (Jeugdwet). Bij zeer ernstige gedragsproblemen is dit maximaal zeven uur (bij leerlingen op het (V)SO).

Tijdens de kleine pauzes houden medewerkers van basisscholen toezicht op de leerlingen. Bij scholen met een lange lunchpauze zijn ouders veelal verantwoordelijk voor het overblijven van de leerlingen. Bij een continurooster met korte lunchpauzes regelen scholen het overblijven. Sinds schooljaar 2006-2007 krijgen scholen voor speciaal basisonderwijs een extra financiële bijdrage (voor het personeels-en arbeidsmarktbudget) voor het professioneel overblijven met leerlingen. Voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen valt begeleiding/toezicht onder ‘begeleiding in de vrije situaties op school’. De toegekende tijd daarvoor is inclusief toezicht tijdens pauzes.

Een school kan geen structurele een-op-eenbegeleiding bieden; dit is al meerdere malen door de minister gezegd en in de jurisprudentie bepaald. Om te voorkomen dat een leerling door gebrek aan begeleiding niet meer naar school toe gaat, kan het noodzakelijk zijn om vanuit jeugdhulp alsnog een deel van de begeleiding te financieren. Daarbij gelden in elk geval de volgende spelregels:

  • De leerling zit op het (voortgezet) speciaal (basis)onderwijs; als de leerling op het regulier onderwijs zit dan is het (voortgezet) speciaal (basis) onderwijs een voorliggende voorziening.
  • De school moet advies van (gedrags) deskundigen vanuit zowel onderwijs als jeugdhulp hebben gevraagd. Deze adviezen moeten zijn toegepast of er moet worden uitgelegd waarom het niet mogelijk was de adviezen uit te voeren.
  • Vanuit onderwijs is er financiering op basis van een TLV.
  • Er vindt regelmatig een evaluatie plaats; moet de een-op-eenbegeleiding wordenvoortgezet?
  • Als de een-op-eenbegeleiding nodig is doordat er binnen redelijke termijn geen passende hulp binnen de jeugdhulp beschikbaar is, dan komen de kosten volledig voor rekening van de gemeentelijke jeugdhulp.
  • Als de een-op-eenbegeleiding nodig is doordat er geen plek is op een passende school, dan komen de kosten volledig voor rekening van het onderwijs.